Er was eens een vlinder die in heel Nederland te vinden was. Maar vanaf 1990 ging het niet zo goed met deze vlinder. Nu zie je hem alleen nog maar in het westen van Nederland en Zuid-Limburg.

Deze vlinder vliegt vaak drie keer per jaar: van begin mei tot midden juni, van midden juli tot eind augustus en in september en oktober. De vlinders houden van nectar en snoepen graag van verschillende planten, zoals bramen en rode klaver in het voorjaar, en akkerdistels en vlinderstruiken in de zomer.

De rupsen van deze vlinder leven van begin juni tot eind juli en van half augustus tot begin mei. De rupsen verpoppen aan de onderkant van de bladeren van de plant waar ze van eten.

Het vrouwtje van deze vlinder vliegt op zoek naar een goede plek om eitjes te leggen. Ze houdt van warme, beschutte plekken, zoals kuilen of sporen van dieren.

Jonge rupsen eten vooral ‘s nachts, maar oudere rupsen eten ook overdag. De rupsen groeien op tot ze halfvolgroeid zijn en blijven dan vlakbij de grond tussen verdorde planten of stenen. De pop hangt meestal aan de onderkant van een blad van de plant.

Mannetjes hebben twee manieren om een vrouwtje te vinden: ze wachten op een vaste plek of ze patrouilleren laag boven de grond. Vrouwtjes zoeken naar mannetjes als ze nog niet hebben gepaard.

Kijk ook op: De Vlinderstichting | Vlinder: argusvlinder / Lasiommata megera