Deze vlinder kun je overal in ons land kunt vinden, vooral in het oosten. Hij vliegt in de lente, van april tot mei.

Deze vlinder begint als een kleine rups, die van mei tot juni leeft. Eerst eet hij van bloemen en later van vruchten. Dan verandert hij in een pop en overwintert zo.

Het vrouwtje legt haar eitjes op zonnige plekjes op planten. Ze kiest grote planten met veel bloemen uit. Elke plant kan maar één rups voeden en soms eten de rupsen zelfs elkaar op!

Als de rups groot genoeg is, zoekt hij een plekje om te verpoppen. Dan wordt hij een vlinder. Eind april komen de eerste vlinders tevoorschijn. Eerst zie je de mannetjes, dan pas de vrouwtjes.

De vlinders drinken nectar uit bloemen, vooral uit pinksterbloemen en look zonder look. Vrouwtjes drinken vaker nectar dan mannetjes. De mannetjes vliegen rond en volgen vaak een route langs herkenbare plekken in het landschap.

Soms zie je een mannetje achter een wit dingetje aanvliegen, zelfs stukjes papier! Als het een vrouwtje is, dan danst het mannetje wild om haar heen.

Vrouwtjes paren maar één keer. Als een vrouwtje niet wil paren, steekt ze haar achterlijf omhoog en slaat ze met haar vleugels. Het mannetje geeft dan snel op. Dat is hoe deze vlinder leeft en zich voortplant.

Kijk ook op: De Vlinderstichting | Vlinder: oranjetipje / Anthocharis cardamines