Deze vlinder kun je overal in Nederland zien. Vroeger was hij vooral in het oosten en zuiden, maar nu is hij overal.

Je kunt deze vlinders zien van half april tot eind juni, en dan weer van begin juli tot half september. Ze zijn vooral ‘s ochtends en laat in de middag actief en zoeken naar nectar. ‘s Middags komen ze samen bij een opvallende struik.

De rupsen van deze vlinders zijn er van eind mei tot begin juli, en dan weer van begin augustus tot half september. De rupsen leven eerst in groepen, later alleen. Ze gaan in de winter slapen als pop. De vrouwtjes leggen hun eitjes in rijen onder brandnetelbladeren.

De vrouwtjes leggen hun eitjes vooral op jonge planten. Ze plakken de eitjes in rijen aan de onderkant van een blad.

De rupsen komen uit hun eitjes door aan de zijkant te kruipen. Ze leven eerst samen, later alleen. Ze maken een cocon van bladeren om te verpoppen.

In de lente drinken deze vlinders van fluitenkruid, in de zomer van akkerdistel, berenklauw en koninginnenkruid. Je ziet ze vaak in bossen. Mannetjes verdedigen hun plekje, maar vliegen ook rond om een vrouwtje te vinden. De vlinders zien er verschillend uit in de lente en de zomer: in de lente zijn ze oranje met zwarte tekening, in de zomer zwart met witte tekening. Dit komt door het verschil in lengte van de dagen.

Kijk ook op: De Vlinderstichting | Vlinder: landkaartje / Araschnia levana